X. zit in Jona's klasje. X. is een zorgenkindje die zich helemaal anders gedraagt dan de andere kindjes. En nu wil Jona weten hoe dat komt. Of liever, hoe het komt dat Luca wél kan puzzelen en praten (maar toch niet naar school mag) terwijl X. dat niet kan.
Mijn antwoorden over leeftijd scheppen enkel meer verwarring, want in Jona's ogen is X. ook nog gewoon een peutertje en volgens Jona zelf 'kleiner' (jonger) dan Luca. Dat X. dus in werkelijkheid haast drie is en bijgevolg ouder dan Luca en zijn nichtje kan er niet in.
'Hoe komt dat?' vraagt Jona me.
En ik kan het niet uitleggen. Niet simpel genoeg, niet zo dat hij het helemaal zal begrijpen. Ik durf het ook niet goed uitleggen omdat ik bang ben dat mijn woorden zullen gedeeld worden met M. en andere vriendjes. En woorden kunnen een eigen leven gaan leiden en wie weet wat maken ze er dan allemaal van.
Jona weet wel wat een lichamelijke 'handicap' inhoudt en hij kent het kindje met de klompvoetjes en de mevrouw in de rolstoel. Maar dit is toch nog anders. Minder concreet, minder zichtbaar, minder goed uit te leggen.
maandag, september 29
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
mss denk ik nu te simpel, maar Peuter vraagt ook vaak hoe dat soort dingen zitten en dan vertel ik hem dat iedereen ergens anders goed in is, dat de één dit goed kan en de ander dat, en dat dat niet altijd met leeftijd te maken heeft, maar met waar je goed in bent. dat dat later ook zo werkt bij grote mensen. en dat sommige dingen (zoals naar school gaan, zwemles enz.) weer wèl met leeftijd te maken hebben. hij snapt het reuze goed. maar mss denk ik nu te simpel in dit geval?
Dat was mijn eerste gedacht. Het probleem was een beetje dat ik dat kindje zelf ook niet ken en dus geen voorbeelden kon geven van wat dat kindje bijvoorbeeld wel goed kon. Maar intussen weet ik iets meer van de juf :)
X. kan trouwens ook wel praten, alhoewel Jona zegt van niet. (maar mischien bedoelt hij 'niet goed' praten?)
ik zou meer de nadruk leggen op "anders zijn" en niet zozeer in goed / niet goed.
* uiterlijke kenmerken zijn soms anders, soms hetzelfde (vb haarkleur, grootte, schoenmaat,...)
* innerlijke dingen zoals hobby's, lievelingseten, werkjes op school soms kan je de dingen hetzelfde, soms zijn die anders
Zo ook de nadruk leggen dat X misschien wel anders puzzelt of praat maar mss wel dingen hetzelfde heeft dan Jona. Op die manier hebben ze heel heel misschien wel een aanknopingspunt met dingen die ze allebei lekker of slecht of leuk of niet leuk vinden (en niet alleen kunnen of niet kunnen)
Een reactie posten